Elk volkje heeft zo zijn eigen karakter:
het ene volkje is quasi knuffelbaar
terwijl een ander niet echt blijk geeft van de ijverigheid waarvoor ze normaal symbool staan
een derde kast plakt elk kiertje in zijn kast potdicht met propolis (over dat wonderlijk goedje moet ik het trouwens ooit nog eens hebben)
en dan heb je soms van die volkjes die zo pisnijdig zijn en waarvan je tijdens de winter stilletjes denkt dat, als er dan toch een volkje moet sterven, dit toch wel ‘the one’ mag zijn…
(sssssssst…tegen niemand zeggen…)
intussen heb ik van de buitenkant wel al willen zien dat er in elke kast toch al een beetje leven zit. Dat is nog geen garantie, maar mijn hart maakte toch al een voorbarig sprongetje, zelfs voor die lastpakken.
Maandag heb ik zo’n lastig volkje verplaatst en o wonder, tijdens die verplaatsing is geen enkel bieke ontsnapt. Toen het vlieggat terug open ging, kwamen ze zelfs niet met hun stekende poep eerst naar buiten.
Ik heb daarna nog een half uur vertederd staan kijken…hoe een vroege zonnestraal zo’n klein mormeltje naar buiten provoceerde, hoe dat mormeltje toch wel heel veel moeite deed om zich uit de kast te wurmen, en dat dat te maken had met wat mormeltje in haar pootjes had: een dode bij. Uiteindelijk stond ze klaar voor lancering, met dooie lading en al en een paar seconden later steeg ze vol courage op om haar pakje over de muur van de kloostertuin te droppen, zo ver mogelijk van de kast.
Als die camera nu maar scherp had gesteld, dan had ik er wel tien keer opnieuw naar kunnen kijken…
Op zo’n moment kun je je echt niet voorstellen dat je ze ooit dood hebt gewenst
Morgen -hopelijk- kasten kijken!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten